De eerste lijn: de frontlinie in de strijd tegen Covid-19

Terug naar overzicht

Het is nog te vroeg om te besluiten dat de Covid-19-crisis de evolutie naar een geïntegreerde eerste lijn versneld heeft. Maar Caroline Verlinde, directeur van het Vlaamse Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL), ziet kiemen van buurtgerichte, innovatieve en geïntegreerde praktijken die ze bestendigd wil zien. 

Nochtans zag het er aanvankelijk niet goed uit, zegt Caroline Verlinde. “In het begin van de epidemie werd de eerste lijn aan de kant geschoven. Alle zorg die niet met Covid-19 te maken had, werd on hold gezet. Veel mensen zijn zo van noodzakelijke medische en andere zorg verstoken gebleven, met gevolgen die we nu pas beginnen te zien.”

Het was alle hens aan dek in de ziekenhuizen. De beelden van de overvolle ziekenhuisgangen in Italië hadden de gezondheidssector de daver op het lijf gejaagd. “Pas geleidelijk groeide het besef dat de eerste lijn, met de huisartsen, de thuisverpleegkundigen, de apothekers, de welzijnswerkers, de soldaten in de frontlinie van deze epidemie zijn.”

“De eerste lijn heeft zich in the picture moeten vechten. Het beleid zag geleidelijk in dat de eerste lijn ook ondersteuning nodig had: het nodige beschermingsmateriaal en expertise, ook om te helpen plannen voor de volgende uitbraak. De eerste lijn moét klaar zijn voor de tweede of derde golf, zodat mensen niet opnieuw met noodzakelijke zorg moeten wachten.”

Er werd van elkaar geleerd, nieuwe expertise binnengebracht. In buurten en wijken ontstonden spontane netwerken van zorg en hulp

— Caroline Verlinde - Directeur Vivel

Elke crisis een kans

VIVEL ondersteunt in Vlaanderen de totstandkoming van een geïntegreerde eerste lijn, waarbij buurten en wijken in cocreatie hun eigen zorg- en ondersteuningsmodel kunnen ontwikkelen, op maat van hun bewoners. Dit concept wordt bepleit door Transform, een partnerschap van zeven stichtingen in Europa en Canada, waaronder de Koning Boudewijnstichting, dat steun krijgt van het Fonds Dokter Daniël De Coninck.

Elke crisis is een kans, ook voor die geïntegreerde eerste lijn. “Ik heb veel innovatieve en mooie dingen zien ontstaan, over de grenzen van organisaties en sectoren heen. Mensen uit de ene sector die in de andere sector gingen werken, zoals thuis- of ziekenhuisverpleegkundigen die bijsprongen in de woonzorgcentra. Er werd van elkaar geleerd, nieuwe expertise binnengebracht. In buurten en wijken ontstonden spontane netwerken van zorg en hulp.”

Zorgen deze positieve ontwikkelingen voor een versnelling van de geïntegreerde eerste lijn? “Het is te vroeg om dat te zeggen. We bekijken nu hoe we deze nieuwe buurtgerichte, innovatieve en geïntegreerde praktijken kunnen voortzetten en versterken. Het zijn kiemen. In een crisis worden regels sneller aan de kant geschoven. Om deze nieuwe praktijken vast te houden, moeten regels aangepast worden.”

Lokaal bewijst zijn nut

Al voor de coronacrisis was VIVEL begonnen de initiatieven die buurtgericht werken, van georganiseerde en van informele spelers, in kaart te brengen om te komen tot een kader waarbinnen op een goede manier aan buurtgerichte zorg kan worden gedaan. Voor een shift naar een volwaardige community-gerichte zorg moeten volgens Verlinde financieringssysteem en wetgeving worden aangepast.

En is het nodig om los te komen van projecten en structureel te verduurzamen. “De grote uitdaging is om welzijns- en zorgprofessionals, lokale besturen en burgers op macroniveau, in elk van de zestig- eerstelijnszones, rond de tafel te brengen. Er is per regio een zorgraad waar deze vier stakeholdergroepen samen bepalen voor hun regio hoe ze geïntegreerd gaan werken. Met deze overlegstructuren leggen we de basis voor de toekomstige geïntegreerde samenwerking, waarin we buurtgerichte zorg inbedden.”

Deze zorgraden zijn versneld volwassen geworden tijdens de Covid-19-crisis. Het lokale niveau, tot in de buurten, is onmisbaar gebleken voor de bestrijding van het virus, al hebben ze wel snel de illusie moeten opbergen dat ze het beter konden dan de andere niveaus. “De datastromen zijn te complex, met gegevens die van alle kanten komen. Dit vergt een samenwerking tussen lokaal en centraal.”

Maar lokale besturen, lokale zorgverleners en welzijnswerkers in de zorgraad konden hun rol spelen bij tracing en quarantaine. “De tracing was oorspronkelijk vertrokken vanuit een centralistisch idee, met één call center. Maar de samenleving zit complexer in elkaar. Geven mensen wel door dat ze ziek zijn? Gaan ze in quarantaine? Zijn ze overtuigd van het nut? Lokale zorgverleners kunnen mensen overtuigen die niet zomaar een anonieme medewerker van een call center vertrouwen.”

VIVEL gaf de zorgraden de tools en draaiboeken die ze nodig hadden. Ook bij de bronopsporing speelt de eerste lijn een rol, “omdat lokale actoren de lokale situatie door en door kennen en sneller kunnen inschatten wat mee aan de basis van een Covid-19-haard kan liggen, bijvoorbeeld een café of een buurtfeest. De zorgraden hebben hun nut bewezen, de crisis heeft gediend als een accelerator.”

En de mondige burger in dit alles, als cocreator van zijn eigen zorg? Doelgerichte zorg waarbij de keuzes en de verwachtingen van de patiënt het vertrekpunt zijn, staat centraal in een zorgzame buurt. Maar de burger moest zwijgen tijdens de pandemie en volgen. “Toch zie je nadien weer wel de effecten van de input van patiënten en cliënten. Door te luisteren naar de behoeften van mensen komen er oplossingen voor iedereen.”

Het Fonds Dokter Daniël De Coninck stelde onder de projectoproep Samen tegen corona middelen ter beschikking om eerstelijnsorganisaties te helpen uitzonderlijke noden op te vangen. Meer informatie hier: www.fondsdanieldeconinck.be/initiative/covid-19-en-eerste-lijn

Terug naar overzicht