Technologie houdt vinger aan de pols bij hartfalen

Terug naar overzicht

Hoe beter patiënten met hartfalen worden opgevolgd in de eerste lijn, hoe groter de kans dat ze niet (te) laat in het ziekenhuis belanden. Technologie kan hierbij helpen. Maar, stelden twee projecten van het Wit-Gele-Kruis vast, apps alleen kunnen nooit volstaan voor goede zorg. 

Hartfalen is een aandoening die momenteel vooral in het ziekenhuis wordt behandeld door hartspecialisten. Toch heeft ook de eerste lijn een rol te spelen in de opvolging en de begeleiding van deze patiënten. Want hartfalen heeft een grote impact op het dagelijks leven van de mensen die eraan lijden en hun naasten. De ziekte heeft bovendien een zware gezondheidskost, omdat er veel hospitalisaties nodig kunnen zijn. 

“Zowel de hartfalenpatiënt als de gezondheidszorg heeft baat bij een betere integratie van de eerste en de tweede lijn,” zegt Hilde Vandenhoudt van zorgproeftuin LiCaLab van Thomas More Hogeschool. In samenwerking met zorgorganisaties in de Kempen en het Wit-Gele-Kruis van Antwerpen begon ze Hartenaas om zo’n concept voor geïntegreerde uit te werken dat patiënten ondersteunt om zelf hun leven met die ziekte te verbeteren. 

Online informatie delen
De ingangspoort was het verpleegkundig dossier dat het Wit-Gele-Kruis voor elke patiënt heeft. “Het voordeel is dat elke zorgverlener snel toegang heeft tot dezelfde informatie,” zegt Ann Proost van Wit-Gele-Kruis van Antwerpen. “Op de onlinemodule van onze patiëntendossiers hebben we een soort schil gebouwd, waardoor de huisarts of de specialist kan meekijken met wat de thuisverpleegkundige doet.”  

Van de hartfalenpatiënten die betrokken waren bij dit project werden bloeddruk, pols en gewicht online bijgehouden. In theorie was die informatie dan beschikbaar voor alle betrokken zorgverleners, onder wie de huisarts, de apotheker, de thuisverpleegkundige en de mantelzorger als de patiënt daarvoor de toestemming had gegeven. 

Geruststellende telemonitoring
Sommige patiënten zijn perfect in staat om zelf die parameters in de gaten te houden, in te voeren en ernaar te handelen. Patiënten met beperkte digitale vaardigheden konden een beroep doen op ‘digibuddies’, vrijwilligers die via telefoon of huisbezoek nakeken of de computer krachtig genoeg was, die de aanmelding via Itsme begeleidden of de patiënt leerden hoe gegevens toe te voegen. 

Maar Wit-Gele-Kruis stelde bij veel patiënten, die overigens van bij het begin een partner waren in het project, vast dat ze meer ondersteuning nodig hadden. Ze schakelden daarom de eigen alarmcentrale, bemand door verpleegkundigen, in als een zorgcentrale. Via deze telemonitoring kregen patiënten dagelijks een telefoontje. De verpleegkundige aan de lijn noteerde de parameters en besliste op basis daarvan of opvolging door een arts nodig was. 

Patiënten ervaarden deze telemonitoring als een geruststelling. “Ze zijn na de diagnose vaak helemaal overdonderd,” zegt Vandenhoudt. “Ze komen pas maanden later opnieuw op controle. In tussentijd is er niemand die hen systematisch opvolgt. Ze zeiden dat het hun een veilig gevoel gaf om nauw opgevolgd te worden.” Voor sommigen werd het dagelijkse telefoontje ook een manier om het over hun algemene welzijn te hebben. Maar deze aanpak was erg arbeidsintensief.  

Automatische opvolging via app
Dat was anders voor het tweede project, van Wit-Gele-Kruis in Oost-Vlaanderen, die met een app werkten om de parameters automatisch op te volgen. De thuisverpleegkundige ging er na de diagnose langs bij de deelnemende patiënten om alles samen door te nemen. Hadden ze voldoende ziekte-inzicht, wisten ze hoe ze de medicatie moesten innemen? Een medewerker van het bedrijf Remedus installeerde de app en koppelde die aan de bloeddrukmeter en de automatische weegschaal. De patiënt kreeg via de app een melding wanneer het tijd was om zich te wegen of medicatie te nemen. 

“Deze automatische monitoring bleek veel makkelijker vol te houden,” zegt Vandenhoudt. “De zorgcentrale had in dat project alleen een signaalfunctie. De data kwamen automatisch binnen en zij beslisten dan op basis van bepaalde paramaters of er andere zorgverleners moesten ingeschakeld worden.” Bovendien leverde de automatische monitoring ook kwaliteitsvollere data op. 

Financiering
Beide proefprojecten zijn nu ten einde. Op basis van deze ervaringen en die van zes andere projecten in Vlaanderen heeft het lerend netwerk Hearts Connect, in samenwerking met de Belgian Working Group for Heart Failure, een ideaal zorgpad bij hartfalen uitgetekend, waarin ook technologie een rol kan spelen. Dit lerend netwerk was een voorwaarde van het Fonds Dr. Daniël De Coninck, dat de twee proefprojecten steunde als één project voor de oproep ‘Technologie voor een warme zorg thuis’. 

In het kader van dat zorgpad bij hartfalen werden opleidingen voor eerstelijnsprofessionals ontwikkeld, naast educatief materiaal voor patiënten en mantelzorgers. Wit-Gele-Kruis hoopt alvast een afgeslankte versie van het project voort te zetten met de ziekenhuizen die veel baat zagen in (kortlopende) telemonitoring. Er komt ook een verbeterde versie van de onlinemodule ‘Mijn WKG’. 

Voorts is het vooral wachten op de overheid voor financiering op maat van instrumenten als telemonitoring en apps. “Niemand twijfelt eraan dat apps en telemonitoring zinvol zijn voor deze groep patiënten. Maar zoals zorg nu gefinancierd wordt, wordt dat niet terugbetaald en dan is dat niet vol te houden,” zegt Ann Proost. Hetzelfde geldt overigens voor de educatie van patiënten, ook voor deze vorm van ondersteuning, in het ziekenhuis of thuis, is er geen financiering. 

Op 27 november, op het symposium van het lerend netwerk Hearts Connect, komt telemonitoring ook aan bod. In de nieuwe richtlijnen van de European Society of Cardiology dit jaar werd telemonitoring overigens voor het eerst naar voren geschoven als instrument bij de opvolging van hartfalen. 

Meer info via deze link 

Contact: 

Hilde Vandenhoudt
Ann Proost 

© Jesse Willems 

Terug naar overzicht